Aansluiting
Selecteer of het thuisnetwerk moet worden verbonden met een draadloos LAN of een bekabeld LAN.
Wanneer u een verbinding maakt met het netwerk via een bekabeld LAN, selecteert u “Bekabeld (Ethernet)” na het aansluiten van een LAN-kabel,
Wanneer u een verbinding maakt met het netwerk via een draadloos LAN, selecteert u “Draadloos (Wi-Fi)” en configureert u de “Wi-Fi-installatie”.
Aansluiten met
Selecteer de methode voor het verbinden met het thuisnetwerk (LAN).
Bekabeld (Ethernet): |
Gebruik een LAN-kabel om te verbinden met een netwerk. |
Draadloos (Wi-Fi): |
Gebruik de functie Draadloos LAN (Wi-Fi) om te verbinden met een netwerk. |
U kunt de Wi-Fi-functie van dit toestel uitschakelen door de volgende instellingen te configureren.
“Video Format <PAL>” verschijnt op het scherm.